Bestraffing van dopingpraktijken

28-08-2015

Het gebruik van doping om de prestaties te bevorderen, komt natuurlijk in vele sporten voor. Om de sport zo fair mogelijk te houden, is een efficiënte bestraffing van deze praktijken essentieel. Hieronder bespreekt sportonoom de huidige sancties voor dopingzondaars in de elitesport. 

Wie wordt als een elitesporter gezien?

Dit is de beoefenaar van een olympische sport die:

  • hetzij als een internationale sporter wordt gezien;
  • hetzij het als hoofdactiviteit beoefent;
  • hetzij geselecteerd is voor de (para)olympische spelen of internationale kampioenschappen;
  • hetzij deel is van een ploegsport in een competitie waarin het merendeel van de sporters onder een van bovenstaande voorwaarden valt (artikel 2, 10° Dopingdecreet).

Aan de sporter moet worden meegedeeld dat hij/zij tot de elitesport behoort, aangezien hiermee plichten inzake verblijfsgegevens aan te pas komen. De elitesporter heeft op zijn beurt dan de kans om dit statuut te betwisten binnen de veertien dagen.

De bronnen van het dopingrecht

De bestrijding van doping in de sport is een gemeenschapsaangelegenheid. De Vlaamse Regering is dus bevoegd. Toch kan men niet rond het internationaal kader. De meeste Belgische regels zijn dan ook voortgevloeid uit internationale wetteksten, zoals:

  • vanuit het Weens Verdrag: overeenkomst ter bestrijding van doping van 16.11.1989.
  • vanuit World Anti Doping Agency (WADA): de WADA-code heeft bindende kracht in Vlaanderen en de sportverenigingen zijn verplicht om de disciplinaire maatregelen van het WADA na te leven.
  • vanuit UNESCO: internationaal verdrag tegen dopinggebruik in de sport van 19.10.2005, waardoor Vlaanderen gebonden is aan de privaatrechtelijke WADA-code.

We horen je al denken... Kunnen deze verdragen niet gewoon worden opgezegd door Vlaanderen als ze niet akkoord zijn met het gevoerde beleid? Wel deze verdragen kunnen inderdaad worden opgezegd, maar het Internationaal Olympisch Comité (IOC) kan Vlaanderen dan op haar beurt de deelname aan de Olympische Spelen ontzeggen.

Kortom, Vlaanderen is vaak door handen en voeten gebonden aan deze internationale regels.

Welke praktijken worden bestraft?

Er zijn een achttal feiten die als 'dopingpraktijk' worden beschouwd:

  1. aanwezigheid van een verboden stof die op de verboden/zwarte lijst staat: hoeveelheid of prestatiebevorderend effect spelen geen rol. De sporter moet wel verantwoordelijk zijn voor de aanwezigheid van de stof (foutloze aansprakelijkheid).
  2. gebruik of poging tot gebruik van een verboden stof of methode.
  3. weigering of ontwijken van monsterneming: het missen van een controle.
  4. aangifteverzuim of gemiste controles: overtredingen omtrent de gekende whereabouts (info over verblijfplaats voor eventuele controles buiten competitie): drie gemiste controles en/of verzuimen van aangifte staan gelijk met een overtreding.
  5. (een poging tot) het plegen van bedrog.
  6. bezit van verboden stoffen en methoden.
  7. het dealen van verboden stoffen of verboden methodes.
  8. (een poging tot) het toedienen van een verboden stof of methode aan een andere sporter, alsook het helpen of deelnemen aan een overtreding van de antidopingregels.

Let op: deelnemen aan een poging geldt steeds als een grond tot vervolging.

Welke sancties kan men opleggen?

Op basis van het Dopingdecreet, kan men slechts disciplinaire maatregelen opleggen als de elitesporter zich aan het voorbereiden is op of deel neemt aan een sportmanifestatie. Dit betekent eigenlijk dat de strafrechtelijke sancties worden vervangen door tuchtrechtelijke sancties (depenalisering van het dopinggebruik; art. 52 Dopingdecreet). De meeste elitesporters hebben dit voor bij een overtreding.

Als de sporter zich niet aan het voorbereiden is op of niet deelneemt aan een sportmanifestatie, geldt het strafrecht wel. Voor de verhandeling van een verboden stof/methode of (een poging tot) het toedienen van een verboden stof/methode, kan de rechter dan een gevangenisstraf van 6 maanden tot 5 jaar en/of een geldboete van 200 tot 2.000 euro opleggen. Dopingpraktijken zijn dus wanbedrijven en geen misdaden (art. 25 Strafwetboek). Deze straf kan ook nog eens gepaard gaan met een disciplinaire/tuchtrechtelijke maatregel.

Nog vermeldenswaardig is dat de Drugwet steeds van kracht blijft. Met andere woorden, als er zich een overtreding tegen de Drugwet zou voordoen, kan de strafrechter dit altijd bestraffen ook al zou dit eveneens een dopingpraktijk uitmaken.

Tuchtrechtelijk bekeken, vormt de uitsluiting van de sporter de hoofdsanctie. Hierop gelden dan sanctieverhogingen en -verlagingen naargelang de omstandigheden. Het sanctiesysteem vindt men steeds terug in de interne tuchtreglementen van de sportverenigingen (bv. van het Vlaams Doping Tribunaal vzw).

Welke uitsluitingsperiode moet men vrezen?

Het uitgangspunt is een uitsluiting van 2 jaar. Dit geldt voor de dopingpraktijken van aanwezigheid, gebruik, weigering monstervoorlegging of ontwijking monsterneming, bedrog en bezit.

Voor het verzuim van aangifte of een gemiste controle ligt de uitsluiting tussen 1 en 2 jaar. Zo bepaalde de Disciplinaire Commissie voor Elitesporters in het verleden een uitsluiting van 1 jaar voor tennisster Yanina Wickmayer (arrest Raad van State, 14.07.2010, nr. 206.617).

Slotsom

Hopelijk heeft sportonoom je hiermee een overzicht (in een notendop) van de bestraffing van dopingpraktijken kunnen schetsen.

Wil je toch nog iets meer weten over de dopingregels in Vlaanderen of heb je nog andere vragen/opmerkingen hierover, laat dan gerust iets achter via het contactformulier of reageer op ons discussieforum onder deze blogpost!